Feiten boven modellen: het belang van ecologische monitoring voor effectief natuurherstel
Actualiteit in de raad
De fracties van de ChristenUnie, SGP en CDA vragen hierbij aandacht voor de staat van de natuur.
Op 5 juli 2023 heeft de raad, bij de vaststelling van het Regionaal Programma Landelijk Gebied (RPLG), een motie aangenomen van de ChristenUnie, SGP en CDA om bij de provincie erop aan te dringen dat bij natuurherstelmaatregelen en natuurinstandhoudingsmaatregelen rekening wordt gehouden met de werkelijke staat van de natuur, en niet alleen met landelijke analyses.
Op dit moment wordt via verschillende sporen gewerkt aan plannen om de natuur te verbeteren. De gemeente werkt aan een waardevol landelijk gebied, de Regio Foodvalley aan het uitvoeringsplan stikstof en de provincie aan beleid voor de zogenoemde bufferstroken. De verwachting is dat hieruit ingrijpende maatregelen voor de betrokkenen zullen voortkomen. Daarom is het des te belangrijker dat er een goede onderbouwing wordt gegeven en dat het effect van de maatregelen meetbaar is.
Recent is een onderzoeksrapport gepresenteerd door Henri Prins, tot zijn pensionering onderzoeker bij de Wageningen Universiteit & Research (WUR) en momenteel lid van de Stichting Samenleving, Landbouw en Natuur (SLN). Het rapport draagt de titel “De Veluwe als Toetssteen” en heeft als thema ecologische monitoring als fundament voor natuurbeleid. Prins heeft de kwaliteit van de natuur en de bodem onderzocht en geeft daarnaast goed inzicht in hoe verschillende indicatoren elkaar beïnvloeden.
Zijn aanbevelingen zijn om door middel van monitoring in beeld te brengen waar de natuurkwaliteit onvoldoende is, en om juist daar maatregelen te nemen die effect hebben op die specifieke gebieden. Hierdoor, stelt hij, wordt eerder voldaan aan de Europese natuurdoelstellingen en aan de juridische borging. Deze aanpak is bovendien kosteneffectief en zorgt voor maatschappelijk draagvlak.
Er wordt al jaren gesteld, op basis van landelijke modellen, dat de luchtkwaliteit en de staat van de natuur slecht zijn. Als fracties hebben wij echter behoefte aan meer nuancering en aan praktijkmetingen. Inmiddels heeft de Regio Foodvalley met verschillende meetpunten de hoeveelheid ammoniak in de lucht gemeten, en het rapport van Henri Prins geeft aan waar de natuur in goede staat verkeert en waar verbetering nodig is. Deze twee rapporten vormen samen een goede basis voor maatregelen om onze natuur te versterken.
Op basis van het bovenstaande hebben wij als fracties de volgende vragen aan het college van B&W.
-
Is het college bereid, zelfstandig of in Regio Foodvalley-verband, bij de verdere uitwerking van het beleid voor het waardevol landelijk gebied en de regionale stikstofaanpak nadrukkelijk gebruik te maken van feitelijke ecologische monitoring, zoals aanbevolen in het rapport “De Veluwe als Toetssteen”, in plaats van uitsluitend te steunen op landelijke modelberekeningen, zoals AERIUS en KDW’s?
-
Kan het college aangeven in hoeverre de bevindingen uit het onderzoek van Henri Prins — waarin onder meer wordt geconcludeerd dat de heide, het Speulderbos en het Kootwijkerzand overwegend een goede natuurkwaliteit hebben — worden betrokken bij de beoordeling van de lokale staat van instandhouding en bij de bepaling van de noodzaak van maatregelen binnen onze gemeentegrenzen?
-
Hoe borgt het college dat toekomstige natuurherstelmaatregelen binnen de gemeente proportioneel en meetbaar zijn, en dat deze maatregelen daadwerkelijk effect hebben op die locaties waar monitoring uitwijst dat de natuurkwaliteit onder druk staat — zodat de maatregelen juridisch houdbaar, ecologisch effectief en maatschappelijk gedragen zijn?